Bij een kruisgewelf wordt de last van het gewelf afgeleid naar de ondersteunende pijlers in de 4 hoekpunten van het gewelf.
Een bijkomend voordeel van een kruisgewelf tegenover een tongewelf is dat het 4 rechte zijvlakken heeft en langs de zijkanten niet doorloopt tot op het grondvlak van het gewelf. Zo kwam men op het idee om het tongewelf te vervangen door een reeks naast elkaar geplaatste kruisgewelven. Hierdoor verhoogden meteen ook de zijmuren van de kerk. En met grotere en hoger geplaatse ramen men de kerkruimte beter verlichten.
Een absoluut hoogtepunt in de romaanse bouwkunst is de Sainte-Marie-Madelaine in Vézelay. Het schip was klaar in 1140 en is met zijn 62 m zelfs langer dan de Notre-Dame (60 m) in Parijs en de kathedraal van Amiens (54 m). Door het gebruik van naast elkaar geplaatste kruisgewelven is de kerk voor een romaanse kerk ongewoon open en licht. Tegelijk overspeelde de bouwers zich. Reeds in de 13e eeuw moest men de zijmuren ondersteunen met luchtbogen. Het mag een wonder zijn dat de kerk nog overeind staat. [br]In de kerk zie je meteen ook reeds de gotiek aanwezig. Tussen 1185 en 1190 werd het koor herbouwd, nadat het oorspronkelijke romaanse koor instortte. Vorm en structuur van dit koor zijn reeds duidelijk gotisch. De Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay illustreert hoe de groeiende kennis van bouwtechnieken één continu proces is doorheen periodes die we later onderscheidden als romaans en gotiek.