Als je de waarden van
x verandert, veranderen ook de hellingsgetallen van de raaklijnen. Je kunt van die hellingsgetallen een afzonderlijke grafiek maken:
de hellingsgrafiek. De bijbehorende functie wordt de hellingsfunctie
f'(x) genoemd. Beweeg punt
P over de grafiek en ga na dat de hellingsgetallen van de raaklijn overeen komen met de functiewaarden van de hellingsgrafiek.
Als je de grafiek van de functie
f en die van zijn hellingsfunctie
f' vergelijkt, dan valt op:
- als de grafiek stijgend is, zijn de hellingsgetallen positief (en omgekeerd);
- als de grafiek dalend is, zijn de hellingsgetallen negatief (en omgekeerd);
- in toppen van de grafiek (en dus extremen van de functie) is het hellingsgetal 0 .
Deze eigenschappen kun je soms goed gebruiken om uit een hellingsgrafiek de karakteristieke eigenschappen van de grafiek van
f af te leiden. Uit de hellingsgrafiek van een functie kun je bijvoorbeeld zijn (lokale) extremen aflezen.