Teken, indien mogelijk, [b]door punt P[/b] een rechte b [b]evenwijdig[/b] met rechte a.[br]Beantwoord de vraag onder het werkblad.
Teken, indien mogelijk, [b]door punt A[/b] een rechte f [b]loodrecht[/b] op de rechte g.[br]Beantwoord de vraag onder het werkblad.
Teken een rechte a die [b]evenwijdig[/b] is aan rechte b.[br]Teken een rechte c die [b]evenwijdig[/b] is aan rechte a. [br]Beantwoord de vraag onder het werkblad.
Teken een rechte a die [b]evenwijdig[/b] is aan rechte b. [br]Teken een rechte c die rechte a [b]snijdt[/b].[br]Beantwoord de vraag onder het werkblad.
Teken op rechte f een [b]loodrecht[/b] g.[br]Teken op rechte f nog een [b]loodrechte[/b] h. [br][br]Beantwoord de vraag onder het werkblad.
Teken een rechte f die [b]loodrecht[/b] staat op g.[br]Teken een rechte h die [b]evenwijdig[/b] loopt met f.[br][br]Beantwoord de vraag onder het werkblad.