Er is verband tussen de grafiek en de hellingsgrafiek van een functie.
a. Wat betekent het voor de grafiek van de functie als de hellingsgrafiek onder de
x -as ligt?
- De functiewaarden zijn dan negatief.
- De grafiek is dan afnemend dalend.
- De grafiek is dan dalend.
- De grafiek heeft dan een minimum.
b. Soms is een grafiek toenemend stijgend. Hoe zie je dat aan de hellingsgrafiek?
- De hellingsgrafiek is stijgend.
- De hellingsgrafiek ligt boven de x -as en is stijgend.
- De hellingsgrafiek heeft een maximum.
c. Hoe vind je de
x -coördinaten van de toppen van de grafiek van een functie uit de hellingsgrafiek?
- Je bekijkt voor welke waarden van x de hellingsgrafiek een maximum of een minimum heeft.
- Je bekijkt voor welke waarden van x de helling de waarde 0 heeft.
- Die kun je niet uit de hellingsgrafiek alleen aflezen.
d. Hoe vind je de nulpunten van de grafiek van een functie in de hellingsgrafiek?
- Die kun je niet uit de hellingsgrafiek alleen aflezen.
- Daar waar de hellingsgrafiek de x -as snijdt.
- Bij de toppen.
- Daar waar de hellingsgrafiek van toenemend stijgend (of dalend) overgaat naar afnemend stijgend (of dalend) of omgekeerd.