1. Kruis aan welke soort vectoren [math]\vec{a}[/math] en [math]\vec{b}[/math] zijn.
2. Kruis aan welke soort vectoren [math]\vec{a}[/math] en [math]\vec{b}[/math] zijn.
3. Kruis aan welke soort vectoren [math]\vec{a}[/math] en [math]\vec{b}[/math] zijn.
4. Teken een vector [math]\vec{CD}[/math] die gelijk is met vector [math]\vec{AB}[/math]
5. Teken een vector [math]\vec{CD}[/math] die gelijk is met vector [math]\vec{AB}[/math]
6. Teken een vector [math]\vec{CD}[/math] die tegengesteld is met vector [math]\vec{AB}[/math]
7. Teken een vector [math]\vec{CD}[/math] die tegengesteld is met vector [math]\vec{AB}[/math]
8. Teken de somvector [math]\vec{AB}+\vec{BC}=\vec{AC}[/math]
9. Teken de somvector [math]\vec{AB}+\vec{AC}=\vec{AD}[/math]
10. Teken het veelvoud:[br][br][math]\vec{a}=3\cdot\vec{v}[/math]
10. Teken het veelvoud:[br][br][math]\vec{a}=-2\cdot\vec{v}[/math]