[b][color=#ff7700][size=150]Getallen met hetzelfde toestandsteken[/size][/color][/b][br]Als je getallen optelt met hetzelfde toestandsteken:[br][b]Je zet het toestandsteken voorop en telt de beide getallen bij elkaar op.[/b][br][u]Voorbeeld[/u]:[br]17+13=+(17+13)=30[br]-17-13=-(17+13)=-30
[b][color=#ff7700][size=150]Getallen met verschillend toestandsteken[/size][/color][/b][br]Als je getallen optelt met verschillend toestandsteken:[br][b]1. Je zet het toestandsteken van het grootste (absolute) getal voorop.[br]2. Je trekt het kleinste van het grootste getal af.[br][/b][br][u]Voorbeeld[/u]:[br]17-13=+(17-13)=4 (je hoeft de + niet te schrijven en ook geen haakjes te gebruiken, uiteraard)[br]-17+13=-(17-13)=-4