Het boek Islamic Geometric Design van Eric Broug is zowel een prachtig kijkboek als een inhoudelijk schitterend en overzichtelijk boek voor wie zich wil verdiepen in het onderwerp.[br]Net zoals Jay Bonner en Carol Bier kadert hij de evolutie van de patronen in een bredere culturele context. Onderliggende veelhoekige patronen vielen niet zomaar uit de lucht in Maragha en omstreken rond 1200. In tegenstelling met wat Lu en Steinhardt suggereren, maakte men toen niet plots de overgang van constructies met passer en liniaal naar onderliggende patronen. Deze methode werd al van bij de eerste decoratieve patronen gebruikt en groeide snel uit tot dé meest veelzijdige en meest gebruikte methodes. Zowel qua wiskundige kennis als het toepassen ervan bij het realiseren van patronen, kan en mag je de Islamitische wereld niet isoleren van andere culturen. Men kende Euclides en anderen, men kende het Griekse ornamentele bandwerk en de Romeinse mozaïeken.[br]Broug verwijst b.v. naar volgende Romeinse mozaïek in de Villa Romana del Casale op Sicilië.
Een rooster van vierkanten, 6-hoeken, 12-hoeken en driehoeken dient als raamwerk en drager voor zowel abstracte ornamentele patronen als concrete voorstellingen van personen en scènes.[br]Voor de Romeinen had dit rooster zowel een structurele en zichtbare rol. In de Islamitische geometrische patronen werden ze enkel structureel gebruikt als onderliggend patroon voor het uiteindelijke zichtbare patroon.
Zoals andere auteurs stelt ook Eric Broug zich de vraag hoe de decorateurs werkten. Hij werpt op dat de meest voor de hand liggende methode om een patroon te analyseren daarom nog niet de meest voor de hand liggende methode is om ze te realiseren. Hij illustreert het met het klassieke patroon van tienhoeken en vijfhoeken. Je kunt het patroon situeren/creëren binnen[br][list][*]methode 1: een ruitvormig patroon met ruitvormige eenheidscel[/*][*]methode 2: een rechthoekig patroon met rechthoekige eenheidscel[br][/*][*]methode 3: een veelhoekig patroon van tienhoeken en vijfhoeken[/*][/list][br]Broug vergelijkt de drie methodes als volgt:[br][list][*]methode 1: Een ruit is de kleinst mogelijke eenheidscel om het patroon te definiëren, maar niet aan te bevelen tijdens de constructie omdat een ruitvormig patroon moeilijker is om juist te tekenen én om een welbepaald oppervlak op te vullen. Het is de meest natuurlijke manier om het patroon te analyseren maar de minst praktische om het te realiseren.[/*][*]methode 2: een rechthoek is de meest efficiënte vorm voor betegelingen, maar het heeft geen creatieve mogelijkheden. Je kunt het enkel gebruiken om uit te realiseren, niet om te ontwerpen.[/*][*]methode 3: de veelhoekige methode heeft de meest creatieve mogelijkheden. De samenstellende veelhoeken kunnen op verschillende manieren uiteenlopende patronen creëren. Maar een dergelijk roosterpatroon tekenen is erg tijdrovend.[/*][/list]
Broug suggereert dat de veelhoekige methode dé aangewezen methode is om te ontwerpen. In een regelmatige patroon kon daaruit een eenheidscel afgeleid worden om te gebruiken tijdens de realisatie. Het is een interessante piste om b.v. het dilemma van het patroon met zevenhoekige symmetrie in de Vrijdagmoskee in Isfahan op te lossen (zie het hoofdstuk [url=https://ggbm.at/cyjb6gsb]andere tegels[/url]).
Het patroon kan begrepen worden binnen een veelhoekig patroon van twee onregelmatige zeshoeken. Maar in het bewaarde document wordt de constructie van een eenheidscel besproken. Zou het kunnen volgens de logica van Broug eerst het decoratief patoon ontworpen werd binnen een veelhoekig patroon, waarna hierin een eenheidscel bepaald werd? Het document zou tenslotte kunnen bedoeld zijn om het patroon te realiseren via deze eenheidscel. Deze piste strookt met de conclusie van Hogendijk dat het veelhoekig patroon van zeshoeken geen rol speelde tijdens het productieproces en tot het ontwerpproces behoorde.
De piste van het gebruik van een veelhoekig patroon tijdens het ontwerpproces en een eenheidstegel tijdens het productieproces lijkt dan weer minder plausibel voor de wandpanelen van de Gunbad-i Kabud in Maragha, zijn ogenschijnlijk onoverzichtelijk kluwen van in elkaar geschoven tienhoeken met verschillende invullingen en een eenheidstegel die niet kleiner is dan het volledige wandpaneel. Zulk een eenheidstegel is allerminst een vereenvoudiging van het productieproces. Eric Broug schrijft heel voorzichtig dat het niet uitgesloten is dat de decorateurs beschikten over een fysieke set van basisvormen wat hen in staat stelde om puzzelgewijs de decoratie te realiseren. Zo zijn we terug bij Lu en Steinhardt die met hun artikel een steen in de kikkerpoel wierpen. Ze kregen tegenwind van academici, gespecialiseerd in Islamitische geschiedenis en cultuur, maar creëerden tegelijk een veel bredere interesse voor het onderwerp bij de grote groep mensen voor wij Islamitische decoratie tot dan toe gelijkgesteld werd met het Alhambra (en daar reken ik ook mezelf bij). Ik hoop dat ook ik op mijn beurt de interesse kon wekken bij de lezer van dit boek.