Gegeven een rechthoek ABCD, waarbij [AC] een diagonaal, M het midden van [AB] en P het snijpunt van MD en AC.[br]a) Toon aan dat |PD|=2 |PM|[br]b) Leid hieruit af dat de oppervlakte van driehoek PDC gelijk is aan het dubbel van de oppervlakte van driehoek PMC.[br]c) Zoek de verhouding van de oppervlakte van ABCD tot de oppervlakte van driehoek PMC.