Bij een driefasige wisselspanning zijn er drie fasedraden die elk een wisselspanning leveren. De signalen hebben een amplitude van 230 V (RMS) en een onderling faseverschil van [math] \frac{2\pi}{3} [/math] of 120°. In de app hieronder worden de fasoren en spanningssignalen getoond.[br][math]U_1\left(t\right)=230\cdot sin\left(t\right)[br][/math][br][math]U_2\left(t\right)=230\cdot sin\left(t + \frac{2\pi}{3}\right)[br][/math][br][math]U_3\left(t\right)=230\cdot sin\left(t + \frac{4\pi}{3}\right)[br][/math]
Wanneer een apparaat wordt aangesloten op één fasedraad en de nuldraad, krijgt deze een spanning van 230 V.[br][br]Wanneer het apparaat echter wordt aangesloten op twee fasedraden, krijgt deze een spanning van ongeveer 400 V. Dit komt doordat het potentiaalverschil [math] \sqrt{3} \cdot 230 V \approx 400 V [/math] als amplitude heeft.