[list][*]Je kan je de breuk [math]\frac{1}{2}[/math] voorstellen door een rechthoek verticaal te verdelen in twee en één deel in te kleuren.[/*][*]Verdeel je daarna de hele tekening ook horizontaal in twee, dan krijg je vier delen (twee keer zoveel). [br]En er zijn nu 2 delen ingekleurd (ook twee keer zoveel).[/*][*]De voorgestelde breuk wordt dus [math]\frac{1.2}{2.2}=\frac{2}{4}[/math]. [br]Het ingekleurde deel van de rechthoek blijft wel even groot. Daarom noem je [math]\frac{1}{2}[/math] en [math]\frac{2}{4}[/math] [i]gelijkwaardige breuken[/i].[/*][/list]
Hoe bereken je een breuk die gelijkwaardig is aan [math]\frac{2}{3}[/math]?
Door zowel de teller 2 als de noemer 3 te vermenigvuldigen met eenzelfde getal verschillend van 0.
Vul aan: Een breuk [math]\frac{a}{20}[/math] is enkel gelijkwaardig aan [math]\frac{3}{5}[/math] als...
[math]a=12[/math]. [br][i]Verklaring: Omdat [/i][math]20=5.4[/math][i] moet a gelijk zijn aan [/i][math]3.4=12[/math][i].[/i]
[u]Algemeen[/u]: Hoe bereken je een breuk die gelijkwaardig is aan [math]\frac{a}{b}[/math] ?
Door zowel a als b te vermenigvuldigen met eenzelfde getal verschillend van 0.