We herhalen de constructie van de breedtecirkel op 40° voor alle veelvouden van 10. We merken dat de afstanden tussen de cirkels met grotere breedteligging toenemen naar de noordpool. We spreken daarom van [i]wassende breedtes[/i]. [br]Omdat alle meridianen samenkomen in de polen, zou de horizontale (en dus ook de verticale afstand) oneindig moeten uitgerekt worden. We kunnen dan ook geen breedtecirkel van 90° NB tekenen.[br]We vinden volgende uitrekkingsfactoren:[br][table][tr][td]NB[/td][td]uitrekkingsfactor[/td][/tr][tr][td]10°[/td][td] 1.02[/td][/tr][tr][td]20°[/td][td] 1.06[/td][/tr][tr][td]30°[/td][td] 1.15[/td][/tr][tr][td]40°[/td][td] 1.31[/td][/tr][tr][td]50°[/td][td] 1.56[/td][/tr][tr][td]60°[/td][td] 2[/td][/tr][tr][td]70°[/td][td] 2.92[/td][/tr][tr][td]80°[/td][td] 5.76[/td][/tr][tr][td]90°[/td][td] [math]\infty[/math][/td][/tr][/table]
We repeat the construction of the circle of latitude of 40° for the other multitudes of 10. We see that the distances between the circles wit a larger latitude are growing. We therefore speak of [i]growing latitudes[/i]. [br]Because all meridians coincide in the poles the horizontal (and also the vertical distance) should be dilated infinitely. For this reason we can't draw a circle of latitude of 90° NL.[br]As dilation factors we find:[br][table][tr][td]NL[/td][td] factor[/td][/tr][tr][td]10°[/td][td] 1.02[/td][/tr][tr][td]20°[/td][td] 1.06[/td][/tr][tr][td]30°[/td][td] 1.15[/td][/tr][tr][td]40°[/td][td] 1.31[/td][/tr][tr][td]50°[/td][td] 1.56[/td][/tr][tr][td]60°[/td][td] 2[/td][/tr][tr][td]70°[/td][td] 2.92[/td][/tr][tr][td]80°[/td][td] 5.76[/td][/tr][tr][td]90°[/td][td] [math]\infty[/math][br][/td][/tr][/table]