[list][*]Onttrek je elektronen aan een atoom, dan ontstaat een positief geladen ion (kation). [br][/*][*]Voeg je elektronen aan een atoomtoe, dan ontstaat een negatief geladen ion (anion).[/*][/list]Aan elementen linksonder in het PSE kan je gemakkelijker een elektron onttrekken. Ze geven aanleiding tot het vormen van kationen. Aan elementen rechtsboven in het PSE kan je gemakkelijker elektronen toevoegen. Ze geven aanleiding tot het vormen van anionen.[br]Versleep de twee groene punten in het applet en zie hoe binnen een groep of periode de ionstraal (in pm) verandert.
[list][*]Een [b]positief geladen ion[/b] (kation) heeft een kleinere straal dan het overeenkomstige neutrale atoom. Het onttrekken van elektronen veroorzaakt een overschot aan kernlading, waardoor de straal kleiner wordt.[br][u]Bijvoorbeeld[/u]: de atoomstraal van natrium = 186 pm, de ionstraal maar 102 pm.[/*][*]Een [b]negatief geladen ion[/b] (anion) heeft een grotere straal dan het overeenkomstige neutrale atoom.[br]Door de bijkomende negatieve lading ontstaat een grotere afstoting tussen de atomen, zodat de straal groter wordt.[br][u]Bijvoorbeeld[/u]: de atoomstraal van fluoride = 72 pm, de ionstraal 136 pm.[/*][/list]
Binnen een [b]periode[/b][br][list][*]neemt van links naar rechts de ionstraal van positieve ionen met dezelfde elektronenconfiguratie af.[br][/*][*]neemt van links naar rechts de ionstraal van positieve ionen met dezelfde elektronenconfiguratie toe.[br][/*][/list]Binnen een [b]groep[/b] neemt de ionstraal van gelijk geladen ionen toe van boven naar onder omdat meer schillen gebruikt worden.