De bloei van het kloosterleven en de bedevaartsroutes naar Rome en Compostella zorgen vanaf het jaar 1000 voor een nieuwe dynamiek in de Westerse bouwkunst. De geschiedenis van de middeleeuwse bouwkunst laat zich lezen als één lange zoektocht naar een antwoord op de vraag 'hoe bouw ik een mooi, ruim kerkgebouw?' Lokale teams van steenkappers en houtbewerkers vertrekken niet van een theoretische kennis van de principes van stabiliteit. Wat instort herbouwen ze op een andere manier. Wat niet mooi is wordt niet herhaald. Zo ontstaan ervaringsgewijs regionale scholen met eigen vormen en technische oplossingen.
In dit GeoGebraboek illustreren we de basisprincipes van stabiliteit en overkapping van ruimtes met voorbeelden uit de Klassieke Oudheid. Nadien volgen we het middeleeuwse verhaal van de vroegste kleine romaanse experimenten tot de spectaculaire gotische kathedralen.
Vierhonderd jaar later is Filippo Brunelleschi een nieuwe game changer. In de koepel van de dom van Firenze hanteert hij nog de voorgeschreven gotische vormen. Maar het is niet langer de gedeelde kennis van een groep vakmensen die aan zet is. Het is de kunstenaar, die een geniaal concept bedenkt. Zo markeert Brunelleschi zowel het einde van de gotiek als het begin van de renaissance.
Volg mee het verhaal van doorbuigende balken, rondbogen en spitsbogen in een bouwkundige reis door de tijd.