Op een parabool met brandpunt F neemt men een willekeurig punt D, verschillend van de top (de oorsprong). De loodlijn in F, loodrecht op de symmetrieas (x-as) snijdt de parabool in de punten A en B. Het voetpunt van de loodlijn uit D op de symmetrieas noemt men het punt C.
Bewijs dat een vierkant met zijde [C,D] en een rechthoek met afmetingen |OC| en |AB| , gelijke oppervlakten hebben.
(maak eerst een tekening)